GROTTE AUX CONTRASTES & VALLEI VAN PONT-LE-PRETRE
(IZIER)
Dit artikel geeft een beschrijving van de karstfenomenen
in het stroomafwaartse deel van de Vallei van Pont-le-Pr?re, meer bepaald
het gedeelte vanaf de weg Aisne - Villers-St. Gertrude tot aan de samenvloeiing
met de Aisne. Er wordt vooral aandacht besteed aan de Grotte aux Contrastes,
ontdekt in 1994.
1. DE GROTTE AUX CONTRASTES (E13)
1.1 De ontdekking en exploratie
Op 7 mei 1994 prospecteren Patrick en ik het stroomafwaartse deel van
de vallei van de Pont-le-Pr?re en inventariseren en markeren alle gevonden
karstfenomenen. Een ongelooflijk toeval wil dat wij beiden, onafhankelijk
van elkaar, een minuskuul gaatje opmerken in een strook bos van 1 km lang
en 100 m breed. Het is een cirkelvormig gaatje, 8 cm diameter, dat gewoon
in de aarde is gevormd. Patrick merkt op dat het gaatje een zeer sterke,
koude tocht uitblaast... Het krijgt de markering "E13".
's
Anderendaags reeds graaft Patrick in een stromende regen het hol uit. Een
soort aardachtige spleet, enkele centimeters breed, is het enige zichtbare
vervolg. Volgen dan 3 graafdagen, waarin het "konijnehol" verandert in een
sleuf van 4 m diep, 3 m lang en 1 m breed, nog steeds in de aarde
(zie foto hiernaast). Op 19/6/94, maakt
schop en houweel plaats voor tir-fort, boormachine en andere overtuigende
middelen, want we hebben nu eindelijk de massieve rots bereikt. De sleuf
is nu 6 m diep.
Op 24/6/94 bereiken we achterin een laagvoeg een klein, geventileerd
gat. Ik gooi er een steen in: hij dondert wel 15 m omlaag! Een halve dag
werk is de passage geforceerd en zien we een extreem smalle put: de "Puits
des Tiges". Ik slaag er met veel moeite in me in deze brievenbus te laten
zakken en vindt 4 m dieper het vertrek van een ruime put, echter enkel met
touw te doen. Tevens exploreer ik gauw een doodlopende dwarsdiaklaze over
15 m. De terugweg is extreem lastig, de uitkom van de smalle put is over
zowat 1 m lengte amper 20 cm breed, en met een geschaafde ribbenkast geraak
ik er na veel spartelen uit.
's Anderendaags wordt de toegang tot de Puits des Tiges flink verbreed.
De grote put wordt afgedaald: het is een ruime P11. Beneden staan we in
een zaal die sterk daalt en dan in een modderige blokkeninstorting eindigt
waarin we verschillende uren werken. Een week later wordt (op algemeen verzoek)
de Puits des Tiges nogmaals verbreed. De put wordt hoe langer hoe gladder
en we boren om de 50 cm een gat in de wand waarin we een "tige" steken,
die als voetsteun kan dienen. Opnieuw wordt een hele dag in de modderblokken
gewerkt beneden de P11, vruchteloos echter. Iedereen is gedemotiveerd: is
"het" dit maar?
Er vast van overtuigd dat de grot ons nog iets verbergt, onderzoek ik
op 31/7/94 met wierookstokjes de luchtstromingen in de grot. De tocht komt
niet uit de P11, maar uit de dwarsdiaklaze op -10, die na mijn eerste, vluchtige
explo nooit opnieuw bekeken was! Ze eindigt in blokken: ik rommel er wat
in en plots valt een steen diep omlaag met een zware "plof". Mijn juichkreet
wordt tot buiten gehoord door Micha?a...
Met zijn vieren desobstrueren we de volgende week de passage. Een steile
tobogan wordt per ladder afgedaald en we zetten voet in een (naar Belgische
normen) zeer grote zaal (32x18m). Beneden in de zaal worden we tegengehouden
door een mooi, diepgroen meertje van een meter of 7 lang en 3 m breed. In
de zijwand van de zaal vinden we een passage waarachter we na wat graafwerken
de "Salle de l'Entonnoir" ontdekken, waar alle tocht uit een nauwe, gedeeltelijk
met klei opgevulde passage komt. De menselijke "Poclain", genaamd Bibiche,
ontketent zich en tegen 's avonds is de passage geforceerd en staan we onder
in een hoge cheminée ("cheminée des Terrifi?"). We geraken 6 m hoog tot
waar een zekeringstouw zich opdringt... 's Avonds laat kruipen we als modderballen
uit de grot, alle 4 hondsmoe.
Het eerste weekend van september wordt gewijd aan de topo. Acrobaat Rudi
slaagt er in, na beklimming van een verticale kleiwand, een galerij te bereiken
op 4 m hoogte boven het meer. "10 m vervolg, smal, geen tocht", is zijn
nuchtere commentaar. We geloven hem op zijn woord... Tevens klimmen Rudi
en Jaak de cheminée des Terrifi? uit en bereiken op +8 m een levensgevaarlijke,
hangende blokkeninstorting die de weg omhoog verspert. De instorting wordt
"trémie des Nerfs Eprouv?" gedoopt.
Ze wordt slechts na 3 weekends gepasseerd, waarin we met ware doodsverachting
blok na blok elimineren. Het eerste weekend, terwijl Rudi in spreidstand
op 8 m hoogte onder de instorting staat en er voorzichtig met een koevoet
in pookt, zakt het hele zootje plots 15 cm. Met het angstzweet in de handschoenen
kiezen Rudi en Flip eieren voor hun geld. Het derde weekend is het mijn
beurt voor wat spektakel: een blok van 70 kg dondert onverwacht omlaag en
mist de naklimmer Marc op een haar! Maar de volhouder wint en de trémie
wordt bedwongen. Aldus wordt het "Réseau Sup?ieur" gevonden, dat tot boven
de ingang uitstijgt.
Intussen (18/9/94) duikt Dirk Deroo (SC Cascade, Oostende) in het meer.
Jammer genoeg is het meer troebel wegens overvloedige regenval. Een vervolg
wordt niet gevonden, Dirk bereikt in het modderige meer een diepte van 3,60
m.
In oktober voorzien we de onstabiele ingangsleuf van een ijzeren buis
(2 olievaten). Verder onderzoeken we nogmaals de galerij boven het meer,
en vinden aldus een nieuwe cheminée. 6 m hoger wordt deze over wel 3 m zeer
nauw, maar een grote echo laat een vervolg vermoeden. Een week later wordt,
na een dag hard werken, de top van de cheminée bereikt en kijken we tot
onze verrassing doorheen een klein venster omlaag in een zeer gedecoreerde
zaal. De daaropvolgende weken wordt de zaal geëxploreerd, getopografeerd
en gefotografeerd, doch ze geeft geen enkel vervolg prijs. Na de vreugde,
volgt al gauw de ontnuchtering. Hoe deze zaal beschermen? Wat te doen? De
zaal krijgt er zowaar een naam door, "Salle du Dilemme". Ook de grot wordt
gedoopt: "Grotte aux Contrastes", uiteraard wegens het contrast tussen de
hypermodderige Salle Gluante en de flonkerende Salle du Dilemme.
Stilaan geraakt het potentieel van de "Grotte aux Contrastes" uitgeput
(wij ook trouwens). We ronden de daaropvolgende maanden de zaken af: broches
plaatsen, desequiperen, afsluiten Salle du Dilemme.
1.2 Beschrijving
De ingang is voorzien van een ijzeren buis. Na een lastige passage op
-6m (horizontaal en erg laag), bereikt men de Puits des Tiges. Men laat zich hier voorzichtig in omlaag
glijden. Het verdient aanbeveling een touwtje te hangen (C10), zuiver als steun,
want jumaren is in deze smalle put onmogelijk. Beneden zijn er 2 mogelijkheden:
- ofwel daalt men de P11 af (touw nodig), om aldus de Salle des Faux
Espoirs te bekijken. De toegang tot die P11 is wreed lastig.
- ofwel neemt men een horizontale dwarsdiaklaze, die vrij snel bovenaan
een R3 uitkomt. Afklimmen (kan zonder touw, maar 't is glad!, dus
een C10 is aanbevolen) en wat verder opnieuw
3 meter zakken in de diaklaze, waar een ook een touwtje (C10) aangeraden wordt voor het terug opklimmen. Een horizontaal kruipgangetje
komt uit boven een putje van 2 meter dat overgaat in een steile tobogan
(ladder of touw nodig, C20), die uitkomt in de Salle Gluante. Het is een grote,
min of meer rechthoekige zaal die sterk helt. Het hoogste punt is zeer onstabiel
en bevindt zich net onder een kleine doline. Het laagste punt wordt ingenomen
door een meer (zie foto). De
gehele zaal wordt bedekt door een dikke kleilaag waarin men vooral rondom
het meer tot aan de enkels in wegzakt.
In de oostelijke wand van de zaal, geeft een modderige passage toegang
tot de merkwaardige Salle de l'Entonnoir, die in feite een grote kleitrechter
is, van waaruit men in de cheminée des Terrifi? geraakt via een zeer modderige
vertikale doorgang. Op 8 m hoogte moet in deze cheminée de trémie des Nerfs
Eprouv? worden gepasseerd, om in het Réseau Superieur te geraken. Wij kunnen
de passage van deze trémie echter alleen maar afraden: hetgeen erboven te
zien is, is het risico niet waard .
Vier meter boven het meer, geeft een modderige galerij toegang tot de
cheminée de l'Echo, 9 m hoog en superglad en nauw. Via een venster komt
men aldus geheel bovenaan de Salle du Dilemme uit. Deze bestaat in feite
uit een brede diaklaze, zo steil dat men enkel via een touw beneden geraakt.
De zaal is geconcretioneerd, en zowat de enige plek in de hele grot waar
niet alles bedekt wordt door de glibberige klei. Aan de westelijke kant
van de zaal, op halve hoogte, eindigt een 15 m lange galerij op een massieve
coul?. Aan de oostelijke kant geeft een sterk stijgend gangetje al even
weinig hoop op vervolg.
1.3 Speleologisch belang
De Grotte aux Contrastes is een grot die leuk is om een keer te doen,
maar niet echt een klassieker zal worden. Het "interessante" deel is niet
zo groot, daar enerzijds de Salle du Dilemme niet toegankelijk is, en anderzijds
de Réseau Superieur te gevaarlijk is. Resteert dus enkel de P11 en/of de
toch wel imposante Salle Gluante. Gaat de afdaling in de grot vrij vlot,
dan is de terugweg bij momenten lastig, vooral in de nauwe en gladde Puits
des Tiges. Het wordt dan ook afgeraden deze grot te bezoeken met debutanten.
1.4 Equipement:
Er staan overal broches en vaste plakketten (laten zitten a.u.b.) en
hier en daar enkele spits.
P4 - Puits des Tiges: 3 ankerpunten, C10 (jumaren of ladder onmogelijk)
P11 - Salle des Faux Espoirs: 2 ankerpunten, fractie op -2, fractie
(spit) op -4, C15
Ressauts voor Tobogan: 4 ankerpunten, C20 of 2x C10
R2+R8 - Tobogan 5 ankerpunten C20
1.5 Speleometrie
De grot heeft een ontwikkeling van 359 m, een niveauverschil van 37 m
(-33,7m / +3,3 m) en ligt op 19 m boven het niveau van de rivier.
1.6 Toelichting bij het afsluiten van de Salle du Dilemme.
Jammer genoeg weten sommige speleos niet hoe zich doorheen een geconcretioneerde
passage te bewegen. Stalagmieten worden aanzien als dankbare handgrepen
voor modderhanden, coul?s als voetsteunen voor modderlaarzen. Hoeveel speleo's
zullen spontaan de texair of laarzen uittrekken bij het doorkruisen van
een mooie zaal? Hoeveel zullen er één spoor volgen? Hoeveel zullen verkiezen
te stoppen, hoewel ze in de verte een vervolg onderscheiden? Het volstaat
om naar de Galerie des Sources te kijken, ooit een flonkerende calcietwereld,
nu een troosteloos kerkhof van bemodderde uitsteeksels, om te beseffen dat
er nog veel schort aan de opleiding van veel speleos.
Stel
U dan ook onze vertwijfeling voor, om in één van de modderigste Belgische
grotten, een mooie zaal te vinden. Wij voelden ons dan ook echt schuldig
om de cheminée de l'Echo te hebben opengemaakt en aldus het doodvonnis
van deze zaal te hebben getekend! Maar wie het schoentje past, trekke het
aan...
We hebben geprobeerd de schade tot een minimum te beperken. Explo en
topo van de zaal gebeurden steeds in onze propere onderkleding, op kousen
of speciaal meegebrachte propere joggers (zie
foto). Maar dan nog voelden we ons olifanten in een porseleinwinkel.
Het was duidelijk dat één onhandige afdaling, of erger nog één afdaling
in moddertexair en -modderlaarzen door een onwetende speleoloog, een ramp
zou beteken.
Na veel alternatieven te hebben afgewogen (gaande van: "openlaten en
om zeep laten gaan", tot "de ingang van de grot terug dichtgooien") hebben
we dan ook besloten om de grot vrij toegankelijk te laten, maar de Salle
du Dilemme terug af te sluiten. Nochtans besloten we wel tot publicatie
ervan over te gaan, daar we niet geloven in een toekomst waarin ontdekkingen
niet meer worden gepubliceerd (wat in sommige landen reeds een feit is...).
Ergens hopen we dat de Belgische speleo's volwassen genoeg zijn om onze
beslissing te respecteren, en geen pogingen zullen ondernemen om de toegang
tot de zaal te forceren.
Ontnemen wij nu de speleowereld iets substantieels? Bah neen! De zaal
is niet erg groot en is zeker geen tweede Galerie des Sources of Grotte
de Ros?. Laat ons dus allen de Grotte aux Contrastes haar enige mooie plekje
behouden dat ze heeft!
1.7 Toegang & Ligging
IGN Kaart: 49/5-6 Co?dinaten: X=234.718 Y=118.281 Z=183.3
De grot ligt op de rechteroever van de Pont-le-Pr?re, tegenover de "Perte
du Pont-le-Pr?re". Ofwel laat men de auto achter langs de Aisne, waar de
Pont-le-Pr?re de Aisne vervoegt, en volgt men de rivier stroomopwaarts.
Ofwel volgt men ze stroomafwaarts, waarbij men de auto parkeert aan het
brugje over de rivier, op de weg van Villers-St. Gertrude naar Aisne.
Men is bij gebrek aan een pad verplicht doorheen de weiden te wandelen.
Na zowat 500 m (gelijk van welke richting) bereikt men de "Perte du Pont-le-Pr?re",
een grote chantoir, in een bocht van de rivier. Men beklimt hier de tegenoverliggende
flank van de vallei (rechteroever!) tot men zowat 20 m is gestegen. De ingang
is dichtgelegd met een houten luik dat voorzien is van een
vleermuisvriendelijke opening.
Aandacht: alle weilanden zijn priv?terrein,
ge?ploiteerd door plaatselijke boeren. De valleiflanken zijn over het algemeen
eigendom van de gemeente Durbuy (zo ook voor de Grotte aux Contrastes),
maar worden verpacht aan jagers. Bij een eventuele confrontatie met jagers
en/of boeren gelieve hoffelijk te blijven, om de relaties die wij
hebben opgebouwd met deze mensen niet te schaden. Ingeval van klopjacht
(meestal aangeduid met een bord) is het niet toegelaten de vallei te betreden.
2. OVERIGE BELANGRIJKE KARSTFENOMENEN
In dit stroomafwaartse deel van de vallei treffen we nog 4 min of meer
belangrijke karstfenomenen aan:
2.1 DE PERTE DU PONT LE PRETRE (E9)
2.1.1 Historiek en exploratie
Deze perte was reeds in het verleden het toneel van werkzaamheden, o.m.
door SC Les Rickys in de jaren '80. Zij konden er echter nooit in doordringen.
Wij observeerden deze perte gedurende verschillende jaren en werkte er reeds
in '92 en '94. Het is echter tijdens de prospectie van 7/5/94 dat voor het
eerst een nauwe dalende diaklaze werd opgemerkt die werd verbreed en toegang
gaf tot een zaaltje, 3 m diameter, gelegen op 5 m onder de rivierbedding.
Twee lage, deels opgevulde vervolgen waren er zichtbaar. Een 6-tal graafdagen
later waren deze gangetjes respectievelijk 10 en 7 m lang geworden, waarna
de werken gestaakt werden, wegens gebrek aan lucht en stockageruimte.
2.1.2 Beschrijving
Bestaant uit een serie actieve verdwijnpunten in de bedding, en een drooggevallen
verdwijnpunt waarlangs men de grot kan binnendringen. Een sterk hellend
en nauw gangetje komt uit in een zaaltje. De rivier verdwijnt recht vooruit
onder een laag dak, uitgegegraven doch intussen terug ontoegankelijk. Een
gangetje rechts kan over een 7-tal meter worden gevolgd en eindigt in een
zone met nauwe spleten.
Het verdwijnpunt is in staat een z?r groot debiet te slikken zonder
"mise en charge". Echter, uitzonderlijk gebeurt dit wel, maar de oorzaak
moet dan worden gezocht in het verstoppen van de nauwe gangen met takken
en bladeren.
2.1.3 Ligging en toegang
Kaart IGN limiet 55/1-2 en 49/5-6 Co?dinaten: X=234.703 Y=118.163 Z=165.9
De grot ligt op de linkeroever van de Pont-le-Pr?re, in een haakse bocht
van de rivier, daar waar de rivier voor het eerst tegen de zuidelijke valleiflank
stroomt
2.1.4 Speleometrie
Ontwikkeling: 29,5 m Niveauverschil: 6 m (-5, +1) m.
2.2 TROU SANS NOM ("E7")
2.2.1 Historiek & exploratie
De enige vermelding die ik vond was "Werken E. Fabri S.S.N. 1953". De
grot is dus reeds lang bekend.
2.2.2 Beschrijving
De ruime ingang bevindt zich 6 m boven de rivier. Een tweede, kleine
ingang, ligt 3 m hoger maar is volledig verstopt met sediment. De grot begint
met een sterk dalend galerij die op -8m eindigt op een kleistop. Dit onderste
deel van de galerij staat vaak volledig onder water. Het vervolg, een nauwe
doorgang op de rechterkant, is dus vaak ontoegankelijk. Deze geeft uit in
een lage, hellende zaal, gevormd in een interstrate. Vervolgens belandt
men in een brede en hoge diaklaze, die tien meter hoger eindigt in een trémie.
De grot is zeer modderig.
2.2.3 Ligging en toegang
Kaart IGN 55/1-2 Co?dinaten: X=234.494 Y=117.978 Z=167,4
Linkeroever van de Pont-le-Pr?re, in een rotsmassief, op 6 m boven de
rivier (toegankelijk langs een richel)
2.2.4 Speleometrie
Ontwikkeling: 94 m Niveauverschil: 14,5 m (-8,2/+6,3m)
2.3 RESURGENCE DE PONT-LE-PRETRE ("E0")
2.3.1 Historiek & exploratie
Onbekend.
Gedoken door David Guelette (SCB) in 1993 ?? Over 20 m ??
2.3.2 Beschrijving
Grote resurgentie ( Vauclusiaanse bron). Waarschijnlijk is de resurgentie
bij het aanleggen van de weg Heyd - Bomal gedeeltelijk overdekt geworden,
waardoor nu een belangrijk deel van het water resurgeert via ondoordringbare
openingen onder de weg (in rioolbuis) en aan de overzijde van de weg.
2.3.3 Ligging en toegang
Kaart IGN 55/1-2 Co?dinaten: X=234.350 Y=118.000 Z=168
Rechteroever van de Aisne, rechts van de weg Heyd-Bomal, tussen de Grotte
Nys en de samenvloeiing van de Pont-le-Pr?re en de Aisne. Aan de voet van
een groot rotsmassief.
3. MINDER BELANGRIJKE KARSTFENOMENEN
Zij worder hier opgesomd volgens het Balsanfiche systeem:
1= Naam
2 = Ligging
3 = Stafkaart
4 = Beschrijving
5 = Opmerkingen
6 = Werken
7 = Topo
1. E1
2. X=234.400 Y=118.065 Z=164 m
Linkeroever, 5 m boven rivier, in rotschaos.
3. 55/1-2
4. Ingang 1m x 60 cm in diaklazevorm. Kleine fossiele grot van 7 m ontw.
en 2,5 m niveauverschil.
5. Gelokaliseerd door ons op 7/5/94, maar zeker al eerder bekend
7. Topo SC AVALON 10/94 (De Bie /Mandonx)
1. E2 - Grotte du Doigt Gonfl?/font>
2. X=234.397 Y=118.062 Z=163 m
Linkeroever, 4 m boven rivier, in rotschaos.
3. 55/1-2
4. Kleine driehoekige ingang, 0,50 m breed. Nauwe gang die uitkomt in een
zaaltje van 2X2X2,5 m. Ontwikkeling 5 m, niveauverschil 2,5 m.
5. a) de naam vindt zijn oorsprong in het feit dat P. De Bie er twee maal
op dezelfde dag, dezelfde vinger plette onder een koevoet.
b) sterke tocht blazend in de zomer, afkomstig van een hoger gelegen ingang
?
6. De ondoordringbare ingang werd door ons ontdekt in 1992 en over 2 m verbreed.
7. Topo SC AVALON 10/94 (De Bie /Mandonx)
1. E3 & E4
2. X=234.407 Y=118.042 Z=169 m
Linkeroever, 10 m boven rivier, in rotschaos.
3. 55/1-2
4. De E3 is een ruime ingang, 2x2 m, gevormd in een sterk hellende interstrate
die na 4 m ondoordringbaar wordt. De E4 is een kleine spleet, rechts van
de E3.
5. Gelokaliseerd op 7/5/94, maar zeker al eerder bekend
1. E5 - Grotte du Nefli
2. X=234.430 Y=118.007 Z=170,5 m
Linkeroever, 11 m boven rivier, aan de voet van een rotsmassief.
3. 55/1-2
4. Ondiepe fossiele abri (3 x 3 x 3 m)
5. Neolitisch graf, reeds vermeld in literatuur uit 1926. Vaak verward met
Trou sans Nom.
1. E10
2. X=234.685 Y=118.07 Z=191 m (ruwe schatting)
Linkeroever, 25 m boven rivier, ongeveer boven de Perte du Pont-le-Pr?re
(E9)
3. 55/1-2
4. Ingang 1x0,4 m . Gangetje van 4 m, vernauwing, klein zaaltje met wat
moonmilch. Ontw. max. 6m.
5. Gelokaliseerd door SC Avalon
1. E11
2. X=234.815 Y=118.135 Z=200 m (ruwe schatting)
Linkeroever, 25 m boven rivier, boven de Perte du Pont-le-Pr?re (E9), 5
m onder de rand van het plateau, bijna tegen de weilanden, nabij dassenburcht.
3. 55/1-2
4. Fossiel meandertje van twee meter lang. Ondoordringbaar.
5. Desobstructie in 1993-1994.
1. E14
2. X,Y,Z niet bepaald
Rechteroever, 45 m stroomopwaarts van de Grotte aux Contrastes
3. 55/1-2
4. Zeer grote depressie (50 m diameter), mogelijk een zeer oude steengroeve,
of een doline, of beide... In de hoogste rand ervan bevindt zich een zeer
onstabiele ingang waarin grote desobstructiewerken zijn uitgevoerd door
SC Avalon.
5. Desobstructie in 1994-1995 nog bezig.
1. E15
2. X=234.50 Y=118.05 Z=162 m
Rechteroever, tegenover Trou sans Nom, in het bos
3. 55/1-2
4. Grote doline, 15 m diameter en 4 m diep. Aangeduid op de stafkaart. In
de nabijheid: 4 andere, kleinere dolines
4. HYDROLOGISCHE EN GEOLOGISCHE
CONTEXT
4.1 GEOLOGIE
Alle in dit artikel beschreven grotten zijn, volgens de geologische kaart
van 1902, gelegen in of op de rand van een zowat 150 m brede band "Givetiaan
b" kalksteen die aan de zuidelijke kant wordt begrensd door een voorname
breuk, de "Faille de Tour".
Opm: over de juiste benamingen van deze kalksteenformaties is veel onduidelijkheid.
In 1929 werd het Gvb onder het Frasniaan (F1b) ingedeeld door Maillieux
& Demaret. Sinds 1991 werd de formatie opnieuw formeel onder het Givetiaan
(Gvb) ondergebracht.
Maar ook tussen Gva en Gvb is er verwarring; bijvoorbeeld : in 1900 (Fourmarier)
werd de kalksteenband waarin het Systeem van Bretaye is gelegen, als Gvb
gekarteerd. Op de kaart van 1902 is het Gva geworden.
Legende
1 E0 - Resurgence de Pont-le-Pr?re
2 E1 & E2 - Grotte du Doigt Gonfl?br>
3 E3 & E4
4 E5 - Grotte du Nefli (abri)
5 E6 - Trou sans Nom
6 E15 - Doline
7 E10
8 E9 - Perte du Pont-le-Pr?re
9 E11
10 E13 - Grotte aux Contrastes
11 E14 - Grande doline
12 Chantoir de Ronsombeux
13 Grotte Nys
14 Trou Riga
15 Grotte Heinrichs
16 Grotte de Loh??
17 Trou de l'Anticlinal
18 B5 - Système de Bretaye
19 B1 - Système de Bretaye
20 B0 - Système de Bretaye
21 Chantoir des Bannis
22 Trou Eug?e
23 Résurgence de Loh??
24 Grotte du Col?pt?e
Kalksteenzones
Cobm: Boven Couviniaan - Kalksteen van Couvin
Gva: Onder Givetiaan - Kalksteen van Givet
Gvb: Boven Givetiaan - Kalksteen van Givet
Fr1o: Onder Frasniaan - Kalksteen
Niet-kalksteenzones
Cobn: Boven Couviniaan - Schist van Couvin
Cobp: Boven Couviniaan - Macigno met crino?en
Fr1m: Onder Frasniaan - Schist
4.2 ALGEMENE HYDROLOGIE
De rivier Pont-le-Pr?re verliest tijdens haar bovengrondse loop water
in tal van verdwijngaten in haar bedding. Vooral stroomafwaarts van de weg
Villers - Aisne, komt ze 's zomers geheel droog te liggen.
Hydrologisch
gezien wordt dit water verondersteld naar de Résurgence de Pont-le-Pr?re
af te wateren. Dit is echter enkel bewezen voor de Perte du Pont-le-Pr?re
dankzij een kleurproef, uitgevoerd op 12/5/94 met 250 g fluoresceïne
(zie foto). Wij hadden evenwel de
doorvoertijd schromelijk onderschat (de afstand in vogelvlucht tussen verdwijnpunt
en bron bedraagt slechts 400 m) en zagen ons na een observatieperiode van
24 uur verplicht huiswaarts te keren. Alle fluocapteurs waren toen nog negatief.
Drie dagen later konden wij de achtergebleven fluocapteurs inzamelen, die
positief bleken te zijn. De doorstroomtijd ligt dus tussen de 24 en 80 uren.
Extreem traag dus (tussen 16,7 m/uur en 5 m/uur) wat er duidelijk op wijst
dat we hier te maken hebben met de ondergrondse watertafel en dat er geen
enkele hoop op een vadose collecteur moet zijn.
De Résurgence de Pont-le-Pr?re is dus niets anders dan de afwatering,
een overloop als het ware, van de "nappe phr?tique" of watertafel van het
Givetiaan b. De resurgentie komt nooit droog te staan, zelfs niet tijdens
extreem droge zomers.
Een bijkomend, onrechtstreeks bewijs voor het bestaan van een zich over
de hele vallei uitstrekkend waterreservoir werd geleverd door de ontdekking
van het meer in de Grotte aux Contrastes, dat ongetwijfeld een zicht op
de ondergrondse watertafel is. Het niveau van dit meer bevindt zich op exact
dezelfde hoogte als de resurgentie (155m). We mogen veronderstellen dat
men in alle grotten in de vallei, op dezelfde diepte (t.t.z. het niveau
155m) de watertafel zal bereiken. Concreet betekent dit dat ter hoogte van
de "E9" (Perte du Pont-le-Pr?re) de watertafel 12 m onder de rivierbedding
ligt, en ter hoogte van de "E9" (Trou SansNom) 6 m.
Nog enkele bemerkingen rond de tijdelijke sifon van de Trou Sans Nom:
de sifon droogt geheel op wanneer 's zomers de Pont-le-Pr?re droogvalt.
Het hoogst waarneembare niveau van de sifon correspondeert met het rivierpeil
buiten. Nochtans kan hij vrij snel fluctueren: het is niet ongewoon om de
sifon geheel gevuld te vinden, en een week later vrijwel droog!
Ik ben denk niet dat het hier om een zicht op de grondwaterspiegel handelt,
daar deze zich ongeveer 6 m onder het rivierniveau bevindt, terwijl de sifon
zich tussen de 0 en -2 m t.o.v. het rivierniveau situeert.
Tevens hebben wij in 1989 de sifon drooggepompt, wat eerder onwaarschijnlijk
is indien het hier grondwater betreft. Tot slot kunnen we ook de hypothese
van infiltratiewater uitsluiten: er is geen enkele wateraanvoer bekend in
de grot.
Hoewel ze in dit werk niet worden besproken, kunnen we niet voorbijgaan
aan twee belangrijke karstfenomenen die zich stroomopwaarts van de weg Villers
- Aisne bevinden: de Chantoir des Bannis en Trou Eug?e (ook Trou des Soucis
genaamd). Hoewel eveneens (soms) verdwijnpunten van de Pont-le-Pr?re, is
het mogelijk dat zij niet naar de Résurgence de Pont-le-Pr?re afwateren.
Zij liggen immers in een andere kalksteenlaag (nl. Givetiaan "a") en ten
zuiden van de "Faille de Tour". Volgens J. Godissart, zou deze kalksteenlaag
over een onafhankelijke watertafel beschikken dewelke draineert naar de
"Résurgence de Loh??", gelegen tegenover de Grotte Nys (zie l'Electron
feb. 1970, p.24-34)
Een andere grot, de Chantoir de Ronsombeux (zie Regards nr 18, 1994,
p.2-6, artikel Paul Xhaard) zou eveneens kunnen afwateren naar de Résurgence
de Pont-le-Pr?re. Echter, de eindsifon van deze 62 m diepe grot ligt 19
m boven het niveau van de Résurgence de Pont-le-Pr?re! Deze sifon kan dus
onmogelijk een zicht zijn op de ondergrondse watertafel. Mogelijk is het
een "hangende" sifon, wat wijst op een groot vervolg. Dit wordt dan weer
tegengesproken door de enorme opstuwing (mise en charge) van het water in
de grot tijdens natte periodes: tot wel 20 m hoger dan de sifon (door ons
geobserveerd in januari 1995). Een kleurproef zou hier veel duidelijkheid
kunnen scheppen .
4.3 OBSERVATIES VAN HET MEER IN DE GROTTE AUX CONTRASTES
Bij aanhoudende regen (>1dag) vertroebelt het meer en stijgt het water.
Een stijging van 1 ?1,5 m is vrij normaal. In januari 1995, tijdens de
"grote overstromingen" van zowat alle Ardense rivieren, stond het meer 5
m hoger dan normaal. Dit betekende dat de Salle Gluante bijna volledig onder
water stond en dat de onderkant van de ladder in de "tobogan" in het water
hing!
Tijdens een flinke crue (waterpeil 1m70 hoger) deden we een boeiende
waarneming: het waterniveau oscilleerde. Het steeg en daalde ritmisch,
over zowat 20 cm hoogte, in een tijdspanne van 15 ?25 minuten. We observeerden
dit merkwaardige gedrag bijna een hele dag lang. Indien het meer inderdaad
een zicht is op de watertafel, betekent dit dat deze gigantische watermassa
in beweging is. Het fenomeen intrigeerde vooral Guy Van Rentergem (SC 33)
die een limnigraaf ineen knutselde en enkele maanden lang in de grot opstelde.
Het registreerde de waterstand van het meer op een schrijfrol, met een capaciteit
van één week (wat ons noopte tot het wekelijks vervangen van de schrijfrol).
Jammer genoeg vonden we, ondanks verschillende crues, de bizarre oscillaties
niet terug op de schrijfrol. Toch leerden we er enkele zaken uit: een stijging
van zowat 1 m gebeurt in +/- 6 uren waarna het waterpeil gedurende meerdere
dagen op die hoogte blijft staan, alvorens zeer traag terug te dalen.
4.4 CONCLUSIE
In feite staan we nergens, op wat verspreide waarnemingen en losse hypotheses
na. Het is duidelijk dat een zeer grondige studie noodzakelijk is willen
we klaarheid scheppen in de hydrologie van deze vallei. Volgens mij zou
deze vallei een zeer interessant studieobject kunnen vormen voor een werkgroep
of club van meer wetenschappelijk gerichte speleologen.
Werkten mee aan de exploraties:
Patrick Hamers, Paul De Bie, "Strauss" Marc Stuyts, Filip Declerq, Jaak
Joris, Koen Mandonx, Herman Jorens, Annette Van Houtte, Micha?a Vandecasteele,
Eddy Simons, Rudi Bollaert, Annemie Lambert, Pierre Verhees, Guy Van Rentergem,
Bibiche.
|