Het was de tiende expeditie, inderdaad een
jubileum-expeditie dus. De eerste vond plaats in 1997.
In 2005 waren we eindelijk het enorme blokkenstort voorbij geraakt
op -648m, waarin de rivier verdwijnt. Het spreekt vanzelf, dat we in
2006 hoopten de rivier weer te vinden...
De eerste week
Murphy strikes again...
Een eerste ploeg (Bart, Erik VDB, Paul) trok voor 4 dagen naar het bivak in de Salle des
Marsupilamis, voorbij de fond van het Systeem. De eerste avond was
een Murphy-avond die werd besteed aan het herstellen van de
bivaktenten, het Peak One benzinevuur en de Ryobi-boormachine. De
tweede dag exploreerden we eerst de put die Mark en Eric Boyer vorig
jaar in het stroomopwaartse deel van de Galerie Lagaffe had
tegengehouden. Deze was 25 m diep doch liep dicht op een te smal
meandertje (met aanzuigende tocht). Daarna werd de put langs boven
getraverseerd en aldus meer dan 100 m mooie galerij in kaart
gebracht: Galerie Spirou. Einde op een klein blokkenstort. Daar
werken heeft niet zoveel zin, we gaan hier immers stroomopwaarts.
Die dag werd ook een verbinding gemaakt tussen de Galerie Spirou en
de basis van de grote Puits des Daltons. Mooi want dankzij deze
sluiting konden we een fout in de topo van 2005 lokaliseren.
De dag werd afgesloten met
het uitkammen van het door Mark en Eric in 2005 verst bereikte punt:
het einde van de Galerie Lagaffe. Zicht op een klein, open te maken
putje, echter amper courant d?air. Die avond in het bivak waren we
dan ook wat gedeprimeerd: veel evidents was er niet meer over.
De dag nadien togen we naar
dat putje ten einde de Lagaffe. Dankzij de Ryobi werd het opgeknald
(ruim 3 uur werk); eronder zat een smalle put van 13 m die wel fel
aanzoog. Bart passeerde beneden een zware etroiture, om te zien dat
het vervolg enkel een ondoordringbare verticale spleet omlaag was.
Jammer.
De Lagaffe werd nogmaals
uitgevlooid, immers ergens in de galerij verliest men de hevige
tocht. Vergeefs, de tocht verdwijnt progressief via spleten in de
vloer naar onbekende, lager gelegen galerijen..
Om de dag te besluiten
daalden we de put bovenaan de Galerie Azrael af: een mooie put van
37 m, eindigend op een keienvloer.
Onze tocht had dus niet veel
opgeleverd, 200 m topo en nog slechts één mogelijkheid om verder te
werken: de Puits des Daltons, en dat was zwaar desobstructiewerk.
Terugtocht op de vierde dag. Onderweg, op -200 vonden we een briefje
van onze opvolgers Annette en Mark: Annette had haar rug bezeerd en
ze waren teruggekeerd.
Inderdaad, Murphy bleef ons
achtervolgen. Niet alleen was die tweede ploeg plots herleid
geworden tot twee personen doordat een zekere Jaco (NL) wegens
ziekte was thuisgebleven, anderzijds kwam er nu dit stomme incident
roet in het eten gooien. Gelukkig hadden Mark en Annette de voorbije
dagen al wel de FR3 tot op -160 m geëquipeerd.
De tweede week
Versterkingen arriveerden
onder de vorm van Marcel, Tjerk en Mario maar doordat Mark vroeger
naar huis wilde, konden we daar niet op wachten. Ik zag me dus
verplicht om na slechts 1 dag re?p alweer het zonlicht in te ruilen
voor 3 dagen duisternis en kou (de temperatuur aan het bivak was een
frisse 3,5?C constant) en met Mark op pad te gaan.
Een groot donker gat...
We maakten onderweg vele
foto?s en probeerden ons niet te haasten, maar Mark verstuikte al
vrij gauw (aan de Shunt du Vent) zijn linkervoet. Nogal serieus en
het zag er even naar uit dat we mochten inpakken. Maar Mark beet
door en zo arriveerden we toch tegen 17u in het bivak. Mijn vat was
daar in feite af, doch Mark stond te popelen om te gaan werken
beneden de kleine putjes van de Puits des Daltons. Dus, coup de
pompe of niet, wij naar daar. Kleine putjes met versmallingen
tussen: een kruising tussen Trou Bernard en de Chawresse. Het
laatste putje eindigde op een hopeloze spleet, 15 cm smal over zeker
3 m en geen nieuwe put in zicht. Maar bangelijke dalende courant
d?air en dus gingen we met de Ryobi en veel Boma-worsten aan de
slag. Tegen 23 u hadden we plots zicht op een groot donker gat:
hoera een grote put in zicht. Na middernacht in ons bed maar voor
sweet dreams ditmaal! Onze berekeningen hadden uitgewezen dat we
nog ?maar? 37 m dienden te zakken om de schist (en dus de rivier?)
terug te bereiken.
Daags nadien, gauw naar
daar. Nog een paar uur knallen en werken en ik kon juichend een
grote put afdalen, de Puits Lucky Luke, die het dak van een heel
grote galerij doorsnijdt. Een forsgebouwde gang van zeker 5x5 m (de
naam Galerie Jerom waardig dus) die ik naar beide kanten ver zag
doorlopen. En nog hangend aan het touw voelde je al de courant
d?air die door deze gang blies. Toen eigenlijk, op dat moment, wist
ik dat we ?het? vervolg eindelijk te pakken hadden.
Eindelijk het vervolg!
Onderin de 15 m diepe put
liep het dood. Echter mijn hoogtemeter leerde me dat we hier de
diepte van -648m hadden overschreden: de grot was eindelijk, na 20
jaar, wat dieper geworden. Daar stonden we dan onderin die put! Aan
één kant van de put kon Mark, op onstabiele blokken een meter of 12
omhoogklimmen en zo in de grote galerij boven geraken. Echter daar
voelden we direct dat we aan de verkeerde kant stonden, we kregen de
tocht in het gezicht. Wat verder stopte een nieuwe en diepe put ons
trouwens. De overzijde van de galerij bereiken was andere koek, maar
na een uurtje waaghalzerij stonden we daar toch.
Ze splitste direct, wij
namen de rechtersplitsing, in de veronderstelling dat beide gangen
evenwijdig liepen. Kapitale blunder, zo bleek later. Na honderd
meter niet erg grote galerij (2x2) bereikten we een mooi zaaltje van
10x10 m, Salle Barabas. Hier speelden we de felle tocht kwijt. Een
afdaling tussen grote blokken leverde nog honderd meter dalende
galerij op, met opnieuw tocht, maar jammer genoeg eindigend op een
instorting. Het was al laat, dus al topograferend terug naar ons
begin.
Bijna dood...
Bij het uitklimmen van de
Puits Lucky Luke besloten we de Ryobi boormachine te laten renderen
en onderweg nog wat vernauwingen te verbreden. Tijdens dit werk
viel, wegens de trillingen, plots een enorm blok uit het plafond,
wel 200 kg zwaar. Zo een plaat van 1 meter groot en 30 cm dik.
We zaten allebei vlak achter elkaar in een soort meander en konden
geen kant op, het blok viel van 1 meter recht boven me. Maar er is
vast en zeker een engelbewaarder voor speleologen, want het blok
kantelde al vallend en viel net tussen ons in. Het raakte mijn nek
en rug (zonder erg) en blokkeerde me in de meander, het kwetste
Marks? (andere) voet (laars en zelfs neopreensok doorgesneden), maar
we overleefden het! Mark kon me vanonder het blok bevrijden.
Onwaarschijnlijk, en één van de meest intense half uurtjes uit mijn
loopbaan. Weer na middernacht in bed en ?s anderendaags naar
buiten, h?l tevreden en weer wat ervaringen rijker!
Intussen had de bovenploeg
(Annette, Tjerk, Marcel) nog een mislukte poging in de FR3 achter de
rug: Tjerk geraakte niet door de ?Meandre Sanglant? op -80m. Dit
inspireerde Mario en Erik VDB om het obstakel eruit te gaan blazen:
dank u mannen!
De hond van Lucky Luke wijst de weg
De derde fond-ploeg, die
eveneens voor drie dagen vertrok, had dus goede perspectieven. Het
was een viertal: Annette, Tjerk, Marcel en Bart die de Galerie Jerom
verder konden exploreren. Ze kamden eerst de zone nabij Salle
Barabas verder uit zonder resultaat. Ze daalden de put af, die Mark
en ik hadden gezien aan de stroomopwaartse kant van de Galerie Jerom.
Maar deze Puits Lambique bleek slechts 12 m diep en dood te lopen.
Dan kozen ze het goede
spoor: de splitsing nabij het begin van Galerie Jerom. De neus van
de hond van Lucky Luke wees hen de weg in deze Galerie Rantanplan,
die een onderdeel van een oud freatisch gangenstelsel was met zonder
overdrijven wel 15 zijgangen, die nog allen onderzocht moeten
worden. De felle tocht in de rug pushte hen al topograferend
verder. Toen na een paar honderd meter de gang groter en groter
werd, werd de topo terzijde gelegd en samen bereikten ze aldus een
15 m hoog balkon dat uitzicht gaf op een enorme ruimte: een echte
zaal! Na een uur zenuwslopend spits slaan met het nog enige
resterende en half defecte spithandvat, konden ze met hun laatste
touw afdalen in de Salle Sidonie. Een grote, ébouleuze zaal, wel 75
m lang en 40 m breed. Na het beklimmen van de klassieke puinberg
in het midden, daalde de vloer weer om dan over te gaan in een te
steile afklim/put waarin een veelbelovende tocht omlaag joeg. Gezien
het bijna middernacht was, werd de explo daarvan aan de volgende
ploeg overgelaten.
Moet het gezegd worden dat
deze ploeg dolgelukkig haar bivak weer opzocht, met +400 m topo in
the pocket? Het late uur, 3 u ?s morgens, werd er met de glimlach
bijgenomen.
De terugkomst van het
viertal, ?s anderendaags laat op de camping, was voor iedereen een
heel plezante belevenis. Zoveel mogelijkheden nog te exploreren, een
grote zaal, nog steeds tocht?. We wisten in elk geval wat te
vertellen op de ARSIP-bijeenkomst, die zondag!
In de FR3 was er eindelijk
vooruitgang. Erik VDB, Mario en Paul hadden de boel geëquipeerd tot
in de rivier (-360 m) en het hele stroomafwaartse stuk opgemeten,
zowat 300 m. Een mooie en grote galerij, en de nieuwe topo bracht
de terminus wel heel erg dichtbij ?het Systeem?. En die terminus
stopte niet echt: een uit te graven laminoir met zelfs wat tocht!
De derde week
Het vierde en laatste
ploegje dat naar de fond vertrok, voor een drie-daagse, was het trio
Paul, Erik VDB en nieuwkomer Erik B. Enerzijds om foto?s te maken,
anderzijds om verder te exploreren. Dat fotograferen was een
redelijke kwelling voor fotograaf Paul: probeer maar eens twee
mensen met dezelfde naam aanwijzingen te geven.
- Erik, kun je
twee meter naar links gaan?
- En Erik, kun jij de
flitser meer omhoog richten en op dat blok gaan staan.
- Nee Erik, jij niet, de
andere Erik bedoel ik!!
- STOP, Erik wat doe je nu,
ik zei toch naar links gaan?
- En jij Erik, kom weer van
dat blok af!
- NEE! DE ANDERE ERIK!
- AAARGHH!
Enfin, er werden gelukkig
toch wel wat geslaagde foto?s gemaakt. En finaal noemde ik Erik B.,
de kleinste, ?Erikje? en ging het ?commanderen? al wat vlotter.
Erik VDB, de Viking dus, had
echter één of andere infectie vast want was slap, moe, en
misselijk. En hij zeulde daarbij weer met de zwaarste kitzak van
ons drie?: de allergrootste sherpazak die bij De Berghut te koop
was. Toen we aankwamen in het bivak was hij nog net in staat om
eens goed te gaan kotsen en drie hondenzakjes vol te sch? en in zijn
bed te duikelen.
Erikje en ik gingen dan
maar, met de 5 kg moeizaam meegezeulde snelcement, de drie
onstabielste blokken in de trémie wat vaster metselen.
Een plotse crue
De volgende ochtend was de
Viking al wat beter. Eerst naar Salle Barabas om daar nog zowat 100
m resterende topo af te werken. Dan naar die befaamde Galerie
Rantanplan, mooi en om snipverkouden in te worden van de tocht. We
pikten er de topo van Annette op en dienden nog ruim 100 m te meten
voor we aan het indrukwekkende balkon boven Salle Sidonie
arriveerden. Net toen we aankwamen (15u30), hoorden we plots water
beginnen bulderen. Een crue! Voor ons niks aan te hand, maar ik
maakte me direct ongerust want ik wist dat er vandaag een ploeg in
de FR3 zat, incluis mijn eigen vrouw en dochter. En die FR3 was dus
echt wel een zeer crue-gevaarlijke grot.
In Salle Sidonie zochten we
naar de oorsprong van het water en kwamen zo aan een actieve put
terecht waarin een gezwollen beek van gelig water zich omlaag
stortte. Mogelijk een toegang tot de rivier maar vandaag was dit
zelfmoord. Verder dus. Salle Sidonie verdiende een gedetailleerde
topo langs beide wanden maar om tijd te sparen beperkten we ons tot
een snelle meting doorheen de zaal, tot aan het putje dat onze
voorgangers had gestopt. Touw rond een groot blok, en omlaag maar.
We stonden in een 3 meter brede gang die wel 20 meter hoog was, een
canyon! Gedrie? sprintten we er doorheen, de naam Galerie Michel
Vaillant leek gepast.
Toen kwamen we plots aan een
diep zwart gat, een nieuwe put. Langs boven afdalen met ons 15m
touw lukte niet, echter we konden een stuk afklimmen en eens daar
beneden (8 m) eindigde de canyon, of nee, toch niet: 10 meter hoger
liep hij gewoon door en nog veel breder dan voorheen. De klim was
echter niet zonder zekeringstouw te realiseren. Maar, net op deze
plaats, was er een afslag naar rechts, en we zagen een grote zwarte
ruimte. We klauterden nog 5 meter omlaag en stonden in een zanderige
zaal, zowat 15 m breed. Ze werd, naar de gelijknamige stripheldin,
?Salle Sophie? genoemd.
De anticlimax
En toen? hoorden we het
gedreun van een rivier. Niet zomaar een prutsbeekje, neen een grote
rivier die met veel gedruis en echo haar weg zocht in een grote
galerij. DE RIVIER! De rivier, die we op -648 m voor de tr?mie
verliezen en waar we nu al dagenlang naar op zoek zijn. We gingen op
het geluid af, moesten echter gauw bukken, dan kruipen, en 5 meter
verder?. versperde een omlaag gevallen rotsblok ons de weg. Wat
verder was het alweer zeer ruim, maar door deze vernauwing geraakten
we echt niet. Wat een anticlimax! Nederlandse en Belgische
scheldwoorden lieten de vernauwing en het ?kutblok? niet zichtbaar
van gedacht veranderen, dus rechtsomkeer maar. Al topograferend
terug naar de Salle Sidonie, en daar inpakken, en wegwezen.
Erik zijn ziekte was plots
genezen overigens. ?s Anderendaags naar buiten. Op dit 3 km lang
traject weten we elk blok intussen liggen, en minder dan 6 uur na
ons vertrek stond de eerste in het koude en beregende landschap
buiten.
Het FR3 team bleek door de
crue niet al te zeer gehinderd te zijn (maar wel mestnat
buitengekomen) want het bijzonder zware onweer was gelukkig een paar
km westelijker op zijn hevigst geweest. Annette had met Odile en
Kim een flink stuk van de amonts gemeten, Patrick en JP hadden
stroomafwaarts gegraven. Mooi, zo resteerde nog enkel de topo van
de putten en het desequipement. De week was bijna om maar dankzij
een grote inspanning van het duo Tjerk/Marcel, gevolgd door Stoche,
Patrick en JP, geraakten beide karweien op de laatste vrijdag van
ons verblijf zelfs nog afgerond!
Resultaten
We kunnen terugblikken op
een zeer intense en geslaagde expeditie.
In het Systeem van
Anialarra topografeerden we iets meer
dan 1000 m aan nieuwe gangen. Het grotsysteem stijgt in lengte van
16,8 naar 17,8 km. Wat (symbolisch dan) belangrijker is, de
diepte van de grot steeg van -648 naar -707 m.
We stopten ?op niets? (een
klim) in een grote canyon, en hoorden de zo gezochte rivier (of een
andere) via een eenvoudig te desobstrueren passage. In de zone
Rantanplan zagen we een massa galerijen vertrekken, waarvan niet één
bezocht werd. En het amont van de Galerie Jerom, de overkant van de
Puits Lambique dus, kan ook nog een grote verrassing inhouden gezien
de felle tocht die eruit komt.
We overbrugden weer een
stukje richting AN8, maar nog steeds zitten we in fossiele galerijen
die richting ?puttenreeks AN8? lopen, terwijl we van de twee
kilometer ontbrekende rivier tussen beide grotten nog geen meter
hebben ontdekt. Feit is dat we nog 250 m moeten zakken om uit te
komen in de collecteur van de AN8, zo ergens rond de -950 m dus.
Belangrijk is ook dat we in
een complex, fossiel Réseau zijn beland met drie duidelijk
onderscheiden ?ages die schijnen te corresponderen met de
watertafel, miljoenen jaren geleden, toen de resurgenties in de
vallei zich nog rond +/- 1500 m hoogte situeerden en niet duizend
meter lager zoals vandaag. Een Réseau, gevormd in de pure kalksteen,
en niet op de grens tussen schist en kalksteen waar nu de rivieren
stromen. Niet enkel is dit alles ontzettend belangrijk voor de
inzichten in de geschiedenis van het PSM-massief (nergens anders op
het massief werden zoéén belangrijke oud-freatische gangenstelsels
gevonden op deze hoogten), speleologisch maakt is dit ook bijzonder
interessant. Zulke oude watertafels vormen een complexe speeltuin
van gangen, die veel ontwikkeling opleveren en veel mogelijkheden
tot diverse verbindingen en shortcuts.
Ter illustratie: toen we de
grote trémie op -648 m vorig jaar in augustus passeerden, middels
een enorme klim van 140 m tot op het hoogste punt van de Salle
Gargamel, meenden we (simpele mensen als we zijn) dat we aan de
andere kant gewoon 140 m dienden af te dalen om terug in die rivier
te staan. Die zou daar dan in een galerij van 30 m breed
voortkabbelen tot aan de AN8, 2 km verder en 300 m lager. Een explo
die in een paar dagen afgehandeld zou zijn. Vergissing dus!
We zijn nu al zeven drie-?
vierdaagse exploraties verder, en we staan nog altijd niet in die
rivier maar hebben al wel 2500 m aan fossiele gangen in kaart
gebracht. En we beseffen, en hopen, dat de weg naar de AN8 niet
zomaar open ligt, en ons nog jaren speleoplezier zal bezorgen.
Hieronder een plan, en daaronder een
coupe, van het Réseau Post-trémie (situatie aug 2006)
Het werk in de FR3
was eveneens een succes. Meer dan 1 km topo die twee dingen
aantoonde:
-
de oude topo is bijna 20 ? verdraaid, dus de terminus van de
grot ligt vlakbij het Systeem, terwijl de amonts helemaal niet onder
de Canyon Fossil lopen, zoals vroeger werd aangenomen.
-
de putten zijn minder diep dan gedacht, en dit feit
gecombineerd met nieuwe en preciezere hoogtemetingen van de ingangen
AN6, AN51, AN519 en FR3, brengen eindelijk de rivier van de FR3 op
de diepte waar ze thuishoort: dezelfde als die van het Systeem en
niet 20 m eronder.
Het werk is evenwel niet
gedaan, de FR3 telt nog twee andere te topograferen ingangen (AN548/FREU
en AN57) en uiteraard willen we die FR3 fysiek verbinden met het
Systeem.
Deelnemers
Annette Van Houtte, Mark Michiels, Bart Saey,
Paul De Bie, Kim De Bie, Mario Lebbe (SC Avalon), Erik Van den Broeck (Hades), Erik Birkhoff, Marcel Dikstra, Tjerk Dalhuisen
(Speleo NL) en onze Franse vrienden Stoche Bes, Odile Bes,
Patrick G?, Jean-Pierre Pitot
Zonder onze fidele sherpa?s en aangenaam gezelschap te vergeten : Annemie, Wilfried, Annelet, Sofie, Nike,
Andreas, Tobias, Ellen, Jan, Claire...
De namen
Marsupilami, Sidonie, Gaston Lagaffe, Gargamel....
waar halen we het toch!
Inderdaad, onze inspiratie in het bedenken van
namen voor de nieuwe galerijen en zalen was opgedroogd. Dan
kwamen we op het idee om voor alles wat achter de trémie op 648m
werd ontdekt, nog slechts namen te gebruiken van stripfiguren uit
Belgische strips.
Enerzijds omdat we trots zijn op de Belgische
stripkunst (wereldvermaard overigens), anderzijds omdat op die
manier er voor eeuwig en altijd een link zou worden gelegd tussen
het Systeem van Anialarra en België en natuurlijk omdat we vanaf nu
een onuitputtelijke bron van inspiratie hadden.
Hier kan je een
overzichtje zien van wat Belgische strips en hun voornaamste
figuren.
De september-expeditie
Binnen enkele weken trekken
we traditiegetrouw opnieuw naar daar, voor een week met 4 of 5
Avalonners. We plannen een vier ?vijfdaagse tocht in het systeem
en de verwachting zijn alweer hooggespannen. Zullen we eindelijk
onze pootjes kunnen baden in die rivier? En zal ze inderdaad in een
galerij van minstens 30 m breed stromen, zoals voor de trémie? Of
gaan we blijven ronddolen in dat grote fossiele labyrint?
Meer nieuws hierover, eind
september!
Paul De Bie, expeditieleider
Lees hier het verslag van de
September 2006 Expeditie