ABIME DE LA CHAWRESSE (TILFF)
L'APPENDICE
Miniscuul vervolg, in 1988 ontdekt na een
zware desobstructie
De desobstructiewerkzaamheden werden uitgevoerd door Rudi Bollaert en
Paul De Bie in december 1988; ten einde de Galerie des Ecureuils. Een
kleistop werd doorgegraven en gaf toegang tot een nauwe en stijgende
gang: Boyau Pattex. Hierna kon een lage en modderige gang gevolgd
worden over zowat 20 meter, tot het bijzonder smal werd en bovendien
een klein sifonnetje de gang versperde.
De ontwikkeling bedraagt 23 m, het niveauverschil 4 m.
NB: in 1996 werd l'Appendice verbonden met de Réseau des Anversois:
zie aldaar!
RESEAU
POST-SIFON
In 1992 gevonden na leeghevelen van een
sifon. Geschatte ontwikkeling: 50 ?60 m.
De bewuste sifon bevond zich in de Réso B (ontdekt door SCUCL in
1986). Er werd een 30 m lange PVC-darm (2,5 cm diameter) door de hele
grot gesleurd (een pittig gebeuren) en gedurende 7 uur geheveld naar een
lager gelegen galerij. Koen passeerde als eerste in de vrijgekomen
sifon en hield 20 m verder halt voor een ondoordringbare vernauwing. De
sifon bleek zowat 20 m lang te zijn geweest, en was nu getransformeerd in
een onvoorstelbaar modderbad waarin het water soms nog tot 30 cm onder
het plafond stond. Daags nadien passeerden Rudi, Paul en Annette
eveneens. Rudi slaagde erin om de vernauwing te passeren en exploreerde
nog een 30-tal meter galerij, einde op een te desobstrueren vervolg.
Rudi had vervolgens zeer veel problemen om de extreem smalle passage
terug te nemen.
De ontdekking is interessant, daar men in dezelfde diaklaze zit als
deze waarin de "Galerie des Gours" is gevormd van de Grotte
Veronika. Let wel: nog 175 m scheiden beide grotten!
Werkten mee: Rudi Bollaert, Paul De Bie, Annemie Lambert,
Wilfried Speelmans, Annette Van Houtte, Jan Geboers, Koen Mandonx.
Opmerking: de exploratie dient nog te worden afgewerkt.
Interessant is dat de sifon zich nooit heeft hervuld. Dit inspireerde
ons einde 1996 dan ook tot een desobstructiepoging van de eerste
vernauwing. De omstandigheden zijn echter zo afgrijselijk modderig (en
nat!) dat dit een ware calvarie werd. Hoewel we ons tegen de 60 cm
diepe blubber (waarin men horizontaal ligt) hadden gewapend met
pontonni?es (een unicum in de Chawresse), slaagden de
verruimingswerken nog niet geheel. Wordt dus (ooit) vervolgd.
Bezoekers
raden wij sterk af de sifon te bezoeken. De modder heeft de
consistentie van "Crème au Beurre" en is gemiddeld kniediep.
Na een bezoek smeert men deze modder uit over de komende 250 meter van
de Réso B, wat op korte termijn een zeer bezoedelend effect zou kunnen
hebben... Om U een idee te geven van de omstandigheden: wij verloren in
deze sifon een volledige topofil. Totaal onvindbaar in deze pap! Zie
foto voor een sfeerbeeld...!
RESEAU DES
ANVERSOIS
In 1996 ontdekte SC Avalon een verlenging
in de Abime de la Chawresse, dewelke "Réseau des Anversois"
werd genoemd (naar analogie met de Réseau des Comblennois...).
DE WERKZAAMHEDEN
De Galerie des Ecureuils, een magnifieke, grote galerij geheel
achteraan de "Réso B" (ontdekt door SCUCL in 1986), trok
voor de eerste keer onze aandacht in 1988. Het kon toch niet waar zijn
dat deze meer dan 70 m lange tunnel, gemiddeld 2 m in diameter, zomaar
stopte?
In 1988 groeven we gedurende verschillende weekends de kleistop
door, waarop de galerij
toen eindigde. Aldus werd "l'Appendice" gevonden: een 23 m
"lang" en bijzonder smal stuk ellende. De terminus ervan werd
"ondoordringbaar" beoordeeld. Zie VVS-Berichten nr. .. /1989
en UBS-Info n? 40 van 1989
Bijna twee jaar later, oktober 1990, trok een nauwe en grotendeels
met grint opgevulde spleet die flauw tochtte, opnieuw onze aandacht.
Deze bevond zich geheel ten einde de"Grande Diaclaze", die
onder het "Plan Incliné ligt. Een eerste graafsessie in
deze bijzonder lastige spleet eindigde zeer verrassend... In de loop
van de namiddag, we waren toen reeds lange tijd bezig, hoorden we
plotseling een geluid van stromend water, dat gestadig aanzwol... In
dit anders doodstille gedeelte van de Chawresse kwam ons dit zo
spookachtig over, dat wij haastig onze spullen bijeenpakten en het
hazenpad kozen, uit vrees voor een naderende crue...
Het daaropvolgende weekend (waarbij we helemaal geen sporen van
water konden constateren!) groeven we verder en zie, na enkele uren,
hoorden we plots weer het gedruis. Ditmaal konden we de herkomst
lokaliseren: het kwam van beneden uit "de" spleet! Na 5
minuten hield het plots op en was het weer doodstil. Vier uur later was
het er weer gedurende enige minuten... en sedertdien hebben we het
nooit meer teruggehoord! Uiteraard stimuleerdedit ons om de
desobstructie verder te zetten. Zou hieronder de magische collecteur
zitten?
We waren nu enkele meters gevorderd in de diaklaze die nergens
breder dan 22 à 25 cm was en geheel achteraan versmalde tot zowat 17
cm. Zo kwam het dat op een zekere dag supersmalle Wilfried zich er met
de voeten eerst liet in zakken, en geholpen door de zwaartekracht in
een uiterst nauwe putje belandde, 2 meter diep. Het enige
"vervolg" was opnieuw een veel te smalle kloof. Waarna
Wilfried een (lastig) half uur nodig had om terug uit de ratteval te
geraken terwijl het angstzweet mij in de schoenen stond: een
reddingsactie hier helemaal achteraan deze grot leek me allerminst een
pretje..
De spleet, intussen "La Splète" genoemd (grapje, Waalse
vrienden!) werd in de daaropvolgende weekends iets verbreed zodat ook
ik het bijzonder ontmoedigende vervolg kon beoordelen. Inderdaad, een
horizontale diaklaze, te smal en op zicht 3 m lang. Erachter scheen het
iets ruimer. Hoewel men zelfs niet de plaats had om het hoofd te
draaien, vingen we aan met enkele verbredingspogingen, zonder veel
succes. Tijdens één van deze tochten, sleurde een twee-koppige ploeg
een boormachine en alle destijds beschikbare accus ter plaatse (een
bijzonder pittige klus, zeker doorheen de zone van de
"Suppositoire"), om vast te stellen dat ondergetekende (ziek
te bed) de 2 kleine accu's niet had opgeladen en dat de kabel van de
grote 4Ah accu ontbrak! Er kon dus niets gedaan worden; behalve het
sakkeren op ondergetekende...
Enfin, gelukkig (?) kwam er aan deze slopende tochten een einde met
de ontdekking van het 1700 m grote "Systeem van Bretaye" in
1991; een grot die ons 2 jaar zoet zou houden. Een adempauze was er
niet, want Avalon kwam terecht in een ononderbroken serie ontdekkingen
die ons alle Chawresse-ambities deden vergeten.
In de herfst van 1995 dan volgde een ontdekking van een kaliber dat
ons alle hoop om de komende jaren aan de Chawresse voort te doen, deed
opgeven. Echter, een maandenlange vertraging m.b.t. een overeenkomst
met de eigenaar, gaf ons toch ineens wat tijd. Een nieuw projekt
beginnen was onzin, dan beter maar Chawressen!
Intussen waren we 6 jaartjes ouder en 't was dan ook met moeite dat
onze stramme lijven in april 1996 het nodige materiaal door de grot
sleurden. De desobstructietechnieken waren er evenwel flink op
vooruitgegaan en slechts 2 weekends later zaten we al doorheen "La
Splète"! Het liep inderdaad verder, doch al gauw zaten we,
beneden een ressaut van 2 meter, voor een nieuwe vernauwing die zich
boven een put van minstens 7m diep opende!
Op 5 mei werd de versmalling opengemaakt, wat (de zeer smalle)
Rudi en Annette toeliet in de put eronder (10 m diep) af te dalen.
Intussen trachtten Koen en ik, veel te "dik" om er doorheen
te geraken, de zaak nog wat te verruimen. Hierbij deed ik echter de
stommiteit om een enorm losgebarsten stuk rots wat te verschuiven, dat
prompt scheefzakte in de versmalling! Rudi en Annette beneden zagen hun
uitgang afgesloten. Ikzelf lag in een dermate smalle diaklaze dat ik
amper een hand kon bewegen. De accus van de Hilti waren leeg, dus als
enige desobstructiemiddel was er een klein koevoetje waarmee ik het 50
kg zware loeder trachtte te bewegen. Rudi, hangend in de put, wrikte
langs onder aan het blok mee: een riskante klus. Nadat zich alweer
diverse scenario's van reddingsoperaties in mijn hoofd hadden
afgespeeld, schoot het blok na een eindeloos lang kwartier los en
donderde omlaag.
Oef...
Koen en ik volgden nu ook. Beneden de P10 kwamen we in een bijzonder
modderige zone, die duidelijk sporen van wateropstuwing vertoonde. Een
dalende gang kwam na 10 m uit boven een grote en diepe sifon, met
stilstaand water dat echter zeker van de rivier buiten afkomstig was
(rioolstank). Een andere horizontale kruipgang, een 30tal meter lang,
zat geheel achteraan gedeeltelijk dicht met kleverige modder. Hier
vonden we op de bodem een verpakking van een LU-koekje, bewijs dus dat
bij hogere waterstand deze gang watervoerend werd!
Een 3de vervolg, van waar de tocht afkomstig was, werd het
daaropvolgende weekend doorgraven (zie foto
hierbij). Hier belanden we in een hoge en ruime
diaklaze, waarin we wel 10 m omhoog konden klimmen. Rechtdoor ging ook,
in een bijzonder lastige kleverige kruipgang, doorspekt met
vernauwingen die we prompt "Galerie Loctite" noemden. Na 30 m
halte op een S-bocht, onpasseerbaar.
In juni dan werd de S-bocht ge?imineerd zodat de smalste onder ons,
Rudi, erdoor heen geraakte. Tot zijn verrassing belandde hij in
...l'Appendice, aldus de zogenaamd "ondoordringbare" terminus
ervan passerend!
De cirkel was gesloten: een nieuwe "rondtrip" was nu
mogelijk, en wat voor één. Alles werd nog getopografeerd, voorwaar
geen lachertje, en redelijk geradbraakt zagen we na 10 uur terug
daglicht....
We dachten ervan af te zijn, maar een probleem om onze ontdekking op
de bestaande SCUCL topo in te passen, stuurde ons nog eens 2 keer naar
de Chawresse voor een nieuwe topo van de Galerie des Ecureuils, Plan
Incliné en de Grande Diaclaze.
BESCHRIJVING
Bovenaan "Le Plan Incliné; omlaag klimmen in de
"Grande Diaclaze". Beneden gaan we verder in dalende zin. Na
een R3 en een R2 bereikt men de beruchte "Splète", waar de
Réseau des Anversois begint. Dit is een zeer selectieve vernauwing
(personen +70 kg gelieve zich te onthouden). Dan volgt een al even
lastige, over 3 m verbrede diaklaze. . Vervolgens opnieuw een
vernauwing die boven de P10 uitgeeft. Ladder 5 m noodzakelijk, de rest
klimt men vrij af. Onderaan een driesprong. Men kan ofwel rechtdoor
naar de sifon; rechtsaf in de Galerie LU (30 m "ramping") of
linksaf via een nauw, laag en stijgend gangetje. Nemen we deze laatste
mogelijkheid, dan staat we gauw onderin een ruime "zaal",
waar men ofwel kan omhoog chemineren (wordt te smal) ofwel de pittige
Galerie Loctite nemen (ramping). Geheel ten einde van deze laatste kan
men via een S-vormige vernauwing de verbinding maken met de al even
smalle "Appendice", om aldus de "Réseau des
Anversois" te verlaten via de Galerie des Ecureuils. Dit laatste
is enkel weggelegd voor personen die volgende afmetingen niet
overschrijden: lengte 1m60 en gewicht 55 kg. Conclusie: voer voor
masochisten!
Foto: na een exploratie-dagje in de
Chawresse!
MATERIAAL
Zo weinig mogelijk, gezien de vele nauwe passages. Helm, zitgordel
etc. laat men best voor "La Splète" liggen: exploratie met
een Petzl Zoom wordt sterk aanbevolen (wel oppassen voor steenslag in
de P10). Ladder 5 m voor de P10 onmisbaar. 1 vaste spitplaat aanwezig.
SPELEOMETRIE
De "Réseau des Anversois" meet 153 m en heeft een
niveauverschil van 24 m (=bodem sifon). Qua diepte situeert zich het diepste punt van ons Réseau,
nl. het niveau van de sifon, zich op -83 m.
BELANG V/D ONTDEKKING
De Réseau des Anversois geeft voor de eerste maal zicht op een
(semi-actieve) watercirculatie. Nochtans heeft het er alle schijn van
weg dat deze circulatie bij normale waterstand gebeurt in een
ondergelopen zone, welke zich situeert op een diepte van -84 m of meer.
Ook in een ander deel van de grot, nl. beneden de Grand Puits, heeft
men via een smalle put een zicht op dit waterniveau. Ook hier zitten we
ongeveer even diep. Mogen we hier nu uit concluderen dat er helemaal
geen "magische" collecteur is, zoals we die zien in Trou des
Manants en Grotte Sainte-Anne? Persoonlijk denk ik dat dit, met de
huidige kennis van zaken, inderdaad de juiste conclusie is. Het is
zoals Paul Xhaard ooit stelde: als er inderdaad een collecteur is,
waarom is hij dan nog nooit gevonden?
Nog enkele cijfers: de ondergelopen zone zou zich situeren op een
hoogte van +96,5 m boven de zeespiegel (indien ingang Chawresse
Z=180,50 m (Briffoz, CRSOA en diepte Réseau Anversois=-83 m).
Daarentegen bevindt de sifon van Trou des Manants zich op een hoogte
van +81 m. M.a.w. de sifon van de Chawresse ligt 16,5 m hoger dan die
van de Manants. Voor een afstand in rechte lijn tussen beide sifons van
ongeveer 370 m, geeft dit een gemiddelde helling van -4%. Dit is zeer
normaal voor een oppervlakterivier in België(vallei Chawresse: 5,5 à
7%) maar pleit niet in het voordeel van een ondergelopen zone, waar het
waterniveau doorgaans quasi horizontaal is...
Enfin, ik ga hier niet uitweiden over de mogelijke hydrologische
systemen in de vallei van de Chawresse zolang er niet via een degelijke
kleurproef het verband is aangetoond tussen de nieuwe sifon in de Abime
de la Chawresse en de rivier in de Manants of Sainte-Anne. Intussen kan
de geïnteresseerde lezer zich verdiepen het het werk: Actes du
Colloque d'Etude des Phénomènes hydrogéologiques du Vallon de la
Chawresse, Société Spéléo de Wallonie, 1987.
Werkten mee: Paul De Bie, Annette Van Houtte, Wilfried Speelmans,
Rudi Bollaert, Koen Mandonx, Joël Hosselet.
LE BOLERO
Inderdaad, zoals die van Ravel...
In 1997 begonnen enkele clubleden op mijn aanwijzingen te werken in een nauw
putje, dat zich in de grote begingalerij van de grot bevindt, een 5-tal meter
voor deze plots schijnt te eindigen (hoewel: na een versmalling loopt ze
gewoon door). Een duidelijke tocht en het geluid van stromend water bleken
zeer motiverende factoren te zijn. Er werd dan ook vele weekends lang aan
gewerkt. Minstans 10 meter "spleet" werden artificieel verbreed,
waarbij men nu een dan een hoopvolle verbreding of bocht zag naderen. Telkens
men daar dan arriveerde, werd het weer smaller. Vandaar de analogie met de
Bolero van Ravel. Finaal werd een put bereikt van 13 m diep, waarin zich
het riviertje stortte. Droog afdalen is er een illusie. Beneden echter
wordt alles weer veel smaller. Rudi (de smalste) geraakt nog 5 meter dieper,
doch dan is het echt gedaan. Interessant is dat daar benden in de
diaclaze, een riviertje stroomt dat hoogstwaarschijnlijk hetgene is dat men
onderaan de cheminée de l'Espoir ook kan zien.
LE PASSAGE DE NOEL
Een snelle verbinding tussen de klassieke Réseau en de Réseau Persephone.
In 2000 begonnen we te graven aan een gang in de eerste zaal van Réseau
Persephone. Na een 15m desobstructie werd een nieuw zaaltje bereikt, echter
vervolgend in een veel te smalle passage. Hier werden over een lengte van 4
meter alle zware middelen ingezet en twee weken later waren we erdoor (kerstmis
2000). Tot onze verrassing stonden we aan de voet van de Puits Dany, de put in
de klassieke Réseau dus. Je kan voortaan gewoon doorsteken van de
klassieke Réseau naar de Réseau Persephone!
Beneden de Puits Dany (P14) in de Klassieke Réseau loop je over
de markante "messen", in plaats van dan naar de grote galerij te gaan:
klim rechts 2 meter omhoog en duik er in een gat. Je komt in een droog zaaltje,
waar het nieuwe stuk begint. Na 30 m evident en eenvoudig parcours sta je dan in
de "grote zaal" van de Réseau Persephone.
Deze directe verbinding opent nogal wat mogelijkheden, bv. de
Chawresse zonder touw doen door langs de Persephone te gaan (geen touw nodig) en
dan door te steken naar de klassieke. Of na een traversee Veronika-Chawresse
ineens doorsteken naar de klassieke chawresse en waarom niet, nog een "Rezo
B" erbij pakken... (niet slecht als conditietest)
LA CHEMINEE
NATIONALE
Walen en Vlamingen samen..
Tijdens het maken van de nieuwe topo merkten we een interessante
plaats op, bovenaan een cheminée die in de Grote Put vertrekt, vlak voor de
sifon.
In dec 2001 ging Paul erheen met Patrice Dumoulin (van GRSC). Op
een middag tijd was de passage verbreed en werd een mooi stijgende
cheminée geexploreerd, over wel 25m. Bovenaan wordt hij te smal en
bevindt men zich vlak onder de Réseau SCS.
|